
De meeste toeristen blijven plakken in ‘Baskenstad’, terwijl Baskenland en in het bijzonder de kust juist zo fascinerend is.


Baskenland is weliswaar geen land, maar heeft wel een eigen identiteit: compleet met een unieke taal, sport en tradities. De voertaal van de regio is Baskisch, Spaans is de tweede taal. Het volk voelt zich meer Bask dan Spaans. Wat de Basken kenmerkt is een gevoel van vrijheid. Niet voor niets is er onder aanvoering van de ETA jarenlang gestreden voor onafhankelijkheid. Hoe zit dit ook alweer? Na de Spaanse burgeroorlog, onder Franco’s dictatuur, werd Baskenland ontbonden. Pas na de dood van Franco in 1978 werd het Baskisch weer opgepakt en oude gebruiken weer in ere hersteld. In de vissersdorpen Bemeo, Mundaka, Mitriku en Zumaia kun je volop meegenieten van de vele tradities zoals de visserij en ciderhuizen. Pak een glas en spuit deze vol met sargardao (baskische cider) uit het vat. Om o.a. scheurbuik te voorkomen namen scheeplieden vroeger hele vaten cider mee, op hun tochten over zee. Ook alle culinaire hoogstandjes van vandaag zijn gebaseerd op de keuken van vroeger. Met liefde en het beste van het land gemaakt.
Land in de ruimste zin van het woord betekent veel voor de Basken. Tijdens een wandeltour door Mitriku vertelt onze gids: ‘Net als de Aboriginals hebben wij lange tijd het begrip bezit niet gekend en daarmee werd land dan ook niet als eigendom gezien. Nog steeds waarderen we alles wat het land ons geeft, zoals groente en fruit. Dat evenals verhalen zijn gemaakt om te delen. Tijdens het eten in een soort sociëteiten worden de mooiste verhalen gedeeld. In dergelijke clubs komen we bijeen om te koken en eten met vrienden. Van oudsher een plek waar vissers en scheepslieden in de middeleeuwen bijeen kwamen net als in een gilde. In ieder dorp of stad is wel een sociëteit te vinden, al is dit van buitenaf nauwelijks te zien. In Basken komen mensen niet of nauwelijks bij elkaar over de vloer.’
Lees meer in het zomer nummer van Vijftig+ Magazine
Foto's en tekst Laura Weenink